'Hebben jullie een geweten?'
Ze willen niet
Terwijl we op onze kamppassen stonden te wachten, kwam er een man op ons af. Hij stelde zich voor als de ombudsman en bood ons zijn hulp aan. Hij begon te vertellen over het leven van de gevangenen in de jaren negentig:
“Dat was de tijd van perestroika en verwarring. Dit zijn de jongens met wie je niets kunt beginnen, die niets willen. Ze hebben niets nodig denken ze. In dit regime zijn er best mogelijkheden voor hoger onderwijs om zo je kansen op de arbeidsmarkt te verbeteren. Maar deze jongens zijn hier absoluut niet in geïnteresseerd”. Hij zag het allemaal aardig scherp en wil hen op elke mogelijke manier helpen. Maar tot nu toe vindt hij weinig ingang. Hij bood ons zijn hulp en alle mogelijke medewerking aan. We wisselden telefoonnummers uit en maakten afspraken over een volgende ontmoeting. We kregen de kamppassen en we gingen het kamp binnen.
Waar je mee omgaat…..
In dit kamp zitten jongens en mannen die niet zo lang hoeven te zitten, maximaal zes jaar. In de zaal zaten zestien man te wachten op wat komen ging. Vanaf het einde van de zaal kwam een man van zestig jaar, een Kaukasiër, met grote stappen onze kant uit. Toen een van de gevangenen met een pet op binnenkwam, wees de man naar zijn pet en gebaarde dat hij hem af moest zetten. De jongeman luisterde en deed snel zijn pet af. De man ging in het midden van de zaal zitten, maar stond na een paar seconden weer op en liep rusteloos rond.
Sergei stelde een aantal vragen aan de mannen:
‘Hebben jullie een geweten?', waarop als antwoord kwam:
'Dat zijn we bij ons voorarrest kwijtgeraakt!'. Toen schoot Sergei het bekende spreekwoord 'waar je mee omgaat, word je mee besmet' te binnen. En hij zei:
'Waar je mee omgaat, ... ', maar maakte zijn zin niet af. Waarop hij als antwoord kreeg:
'Daar zit je mee' (een dubbelzinnige aanvulling).
Sergei merkte, dat de ogen van de gevangenen eerst arrogant en bewonderend keken. Maar wanneer je hen met liefde in de ogen aankijkt, verandert hun uitdrukking steeds meer.
Hij ging verder en sprak over Gods liefde en vergeving. En dat Christus alle zonden kan vergeven. Meteen kreeg ik de vraag: 'Maar hoe werkt dat: ik heb gezondigd en ga er onmiddellijk mee naar God, en dan kan ik opnieuw zondigen?'. Ik vertelde hem over onze vriendschapsrelatie met de Heer, dat je Hem niet teleur wilt stellen. Sergei vertelde over zijn dochtertje, dat allergisch is voor
donkere chocola. Als ze zonder toestemming iets met chocola eet, is dat meteen duidelijk: ze krijgt uitslag in haar nek. 'Het zou goed zijn als we meteen nadat we gezondigd hadden uitslag op ons gezicht zouden krijgen', zei Sergei. De Kaukasiër die de hele tijd door de zaal liep te ijsberen, vatte dit heel goed samen: 'Niemand zou nog smoesjes kunnen bedenken, iedereen zou onder de vlekken zitten'.
Aan het einde van ons programma kwam er toenadering. Iedereen was belangstellend en begon vragen te stellen over het geloof, over andere godsdiensten, over redding. Een van de jongens wilde Sergei testen en vroeg:
- Waarmee kunt u me verrassen?
- Ik kan je een pen cadeau doen!
- En kunt u er ook twee geven?
En ik gaf de tweede: Pak aan!
- Als u er drie geeft, dan zal ik in God gaan geloven!
Toen Sergei hem na wat zoeken een derde pen gegeven had zei hij:
- 'Alsjeblieft, de derde! '
De jongen was verbaasd en stamelde:
- Nou, dan geloof ik!
- Mooi. Iedereen hier heeft je beslissing kunnen horen!
Dit was natuurlijk een bijzonder moment. Maar voor iemand waar niet naar geluisterd wordt en weinig aandacht krijgt, betekent deze korte ontmoeting zeer veel.
Zodra Sergei naar een andere gevangene toeging, hem een knuffel gaf en zei: 'Waarmee kan ik je van dienst zijn?', barstte de man ter plekke als een klein kind in tranen uit en zei: 'U bent mij al van dienst geweest!'
Zulke momenten maken we mee in de gevangenissen en werkkampen. We genieten van de zegeningen van God.